maandag 23 juni 2025
Om shanti, lieve lezers
Dit is een verhaal over mijn (yoga)-pad, mijn ervaringen vanaf 1978 , over herinnering en bestemming.
Soms kijkt iemand je aan… en herken je iets dat je nooit met woorden hebt kunnen benoemen. Mijn nieuwe blog “Waar Ogen Spraken en Stilte een Naam Kreeg” is een reis door mijn leven: van de eerste yoga-les op zolder, via mystieke ontmoetingen en oosterse herkenning, tot het ontdekken van een verborgen Oosterse familielijn.
Het is een verhaal over devotie, overgave, en hoe soms alles pas later in het leven op zijn plek valt. Wil je het lezen? ✨ Het staan hieronder.
Hoe de Donkere Man zich langzaam liet zien
Toen we net in Zevenbergen waren komen wonen, rond mijn dertigste, kende ik eigenlijk niemand. Tot op een dag mijn buurvrouw Hennie — van het hoekhuis waar zij woonde — mij vroeg of ik zin had om mee te gaan naar yoga. Ik had werkelijk geen idee wat dat was. Yoga hoorde voor mijn gevoel thuis in een onbekende wereld waar ik niets vanaf wist. Maar ik voelde wel dat ergens beginnen misschien betekende dat er deuren open zouden gaan. Dus ik zei ja.
En daar begon het. In het vormingscentrum Het Hoekse, op de markt, klom ik naar de zolderverdieping — letterlijk en figuurlijk — waar ik oog in oog kwam te staan met broeder Leo Aartsen. Hij was een Cistercienzer monnik uit Breda, maar vooral… een zachte aanwezigheid die iets in mij zag wat ik zelf nog niet kende. Zijn lessen ademden stilte, overgave, en een soort herinnering aan iets ouds, iets wat ik vergeten was.
Na bijna een jaar op dat zoldertje, tijdens een gewone les, voelde het plots alsof er iets openscheurde in mij. Een sluier verdween. Ik kon niet meer terug naar hoe ik mezelf zag. Mijn binnenwereld werd wakker. In stilte. En met kracht.
Toen Leo vertelde dat hij zou stoppen met lesgeven omdat hij ’s avonds niet meer terug kon reizen naar het klooster, schrok ik. Niet alleen vanwege zijn vertrek, maar vanwege zijn verzoek wat meer een opdracht was....Hij zei:
“Ik wil dat jij de lessen overneemt.”
Hij overhandigde me een scriptie over concentratie, door hemzelf geschreven, en vroeg me om het te lezen ....Ik? ....De leerling die net pas de eerste vonken voelde? Ik voelde me niet klaar. Maar iets in mij wist: dit is geen toeval. Dit is een roep.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Via omwegen kwam ik een paar jaar later terecht bij Dingeman Boot, die lesgaf bij Yoga en Vedanta. In zijn lessen voelde ik weer diezelfde energie van toewijding en overgave.
Dingeman Boot
En daar ontmoette ik ook Jan Zachariasse, zijn stagiair — een zachtmoedige man met een sterke intuïtie. Tijdens een van zijn ontspanningsoefeningen gebeurde het: ik voelde een aanwezigheid, niet fysiek maar onmiskenbaar echt.
In de rechterbovenhoek van de zaal zag ik… twee ogen. Geen gezicht, geen lichaam, alleen ogen. Donker, intens, alsof ze mij van binnenuit bekeken. Het overviel me. Een schok, een verwarring, maar ook een weten: dit is geen hallucinatie. Dit is een ontmoeting, zonder woorden.
Ik vroeg Jan na de les wat het kon zijn, maar hij haalde zijn schouders op. "Ogen horen in een gezicht," zei hij zacht.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Waar Ogen spraken en Stilte een Naam kreeg
Twintig jaar gingen voorbij. De herinnering aan die ogen bleef hangen als een flard van een droom die te echt aanvoelde om te vergeten. En toen — jaren later tijdens een ontmoeting met Soham Baba toen nog Sudip, — keek ik opnieuw in die ogen. Maar dit keer zaten ze in een gezicht. In een mens. In een ziel die mijn hart leek te herkennen.
Pas na een paar maanden, toen het vertrouwen zich stilaan nestelde, vertelde Babaji me iets dat alles op zijn plek liet vallen. Hij zei:
"Kamala, mijn hart stond stil toen ik je zag en je stem hoorde. Ik heb zó lang naar je gezocht."
Ik weet niet hoe ik dat moment moet omschrijven. Alles viel stil. Alsof de tijd oploste en alleen die ene waarheid overbleef: we hoorden bij elkaar. Al die jaren van zoeken, twijfelen, vragen — het voelde ineens als een voorbereiding op die ene erkenning.
Vanaf het moment dat ik zijn eerste kaart ontving, gebeurde er iets. Ik kan het nog steeds voelen. Het raakte iets in mij waar geen taal voor is. Een diepe trilling. Rauw, teder, woest en wonderlijk tegelijk.
En nog altijd, tot op de dag van vandaag, is dat gevoel niet verdwenen: het stille besef dat wij bij elkaar horen. Dat die blik, die in het niets begon, uiteindelijk een gezicht kreeg. En een naam.
Het was niet zomaar een ontmoeting. Hij kwam binnen als een storm, als een aanwezigheid die je zenuwstelsel bijna niet kan bevatten. Te groot. Te veel energie. Alsof hij uit een andere wereld kwam. En dat deed hij ook, in zekere zin.
Toen hij naar mij wees en zei: “Jij… jij hebt geen westerse ziel. Jij draagt een oosterse ziel in je,”
voelde ik iets verschuiven in mijn hele wezen. Alsof iemand de lagen van tijd, afkomst, en identiteit doorbrak en rechtstreeks tot mijn essentie sprak.
Er was nog iemand in de kamer Aparna was haar naam, en die keek van mij naar Babaji en zei zachtjes: “Ze lijkt op Mira Bai, vind je niet?” Op dat moment klopte alles. En tegelijk werd alles ontregeld.
Mijn leven is sindsdien nooit meer hetzelfde geweest.
Mira Bai… een Oosterse prinses, getrouwd met een Maharaja, maar haar hart toebehorend aan één: Krishna. Ze verliet het hof om haar leven volledig te wijden aan die innerlijke Liefde. Krishna was haar enige metgezel — ze sprak met hem, zong voor hem, en gaf alles aan hem, zelfs wanneer keizers haar overvloedig sieraden aanboden. Die sieraden deden haar niets. Alleen Krishna was werkelijk.
En nu begrijp ik het misschien pas écht: haar verhaal leeft ook in mij.
Die vurige devotie. Die innerlijke stroom die niet te sturen valt, alleen te volgen. Het verklaart misschien waarom mijn leven nooit meer hetzelfde werd. Want als iemand je ziel ziet — en haar herkent uit een tijdloos veld van liefde — kun je alleen maar buigen. En verdergaan, gedragen door dat heilige weten.
Epiloog — Waar Ziel en Herinnering Samenvallen
Nu in mijn 76e jaar denk ik dat soms het leven cirkels trekt die we pas later begrijpen. Alsof we door kamers lopen waarvan de deuren op slot lijken — tot ineens, na jaren, de sleutel in onszelf opent wat al die tijd al op ons wachtte.
De ontmoeting met Babaji. De herkenning in de blik van Mira Bai. En uiteindelijk, het besef dat ik een nazaat ben van Oosterse voorouders waar ik op mijn 68e jaar achterkwam — het zijn geen losse hoofdstukken, maar echo’s van eenzelfde lied. Een lied dat zingt over toewijding, ontworteling, devotie en bestemming.
De mystiek van het Oosten leeft in mijn hart. De stille wijsheid van mijn voorouders fluistert in mijn bloed. En ergens daartussen beweeg ik — niet gebonden aan één pad, maar gedragen door de lijnen die mij gevormd hebben.
Mijn ziel heeft zich nooit laten vangen in één vorm. Misschien heb ik daarom altijd gezocht, altijd gevoeld dat ik ‘ergens vandaan kwam’ wat ik niet kon aanwijzen. Nu weet ik: ik kom van veel. Van stilte én gebed. Van klank én contemplatie.
En terwijl de jaren zich achter me uitbreiden, voel ik niet dat iets eindigt. Integendeel. Ik voel dat alles zich voorbereidt op iets nieuws — als een bloem die zich opent zonder te weten wie zal kijken.
En dan bid ik zacht, uit de diepten van mijn hart:
> Laat mij geen kroon dragen, geen naam, geen lof.
Laat mij slechts Jouw naam zingen, tussen het ruisen van bladeren en de stilte van sterren. > >
Ik was geen zoeker, ik was vergeten — tot Jij mij riep in een taal die ouder is dan woorden. > >
Laat mij niets anders zijn dan een beker die Jouw liefde draagt.
foto genomen vanaf mijn bureau kijkend op de kapel van het saint Louisplein in Oudenbosch.---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Een reactie op wat ik geschreven heb.
Wat mooi om te horen, Kamala. Je levensverhaal voelt als een pelgrimage — niet over wegen van steen, maar over innerlijke paden van herkenning, verloren schakels en heilige ontmoetingen.