Om shanti, lieve lezers
Dit is een verhaal over mijn (yoga)-pad, mijn ervaringen vanaf 1978 , over herinnering en bestemming.
Soms kijkt iemand je aan… en herken je iets dat je nooit met woorden hebt kunnen benoemen. Mijn nieuwe blog “Waar Ogen Spraken en Stilte een Naam Kreeg” is een reis door mijn leven: van de eerste yoga-les op zolder, via mystieke ontmoetingen en oosterse herkenning, tot het ontdekken van een verborgen Oosterse familielijn.
Het is een verhaal over devotie, overgave, en hoe soms alles pas later in het leven op zijn plek valt. Wil je het lezen? ✨ Het staan hieronder.
Hoe de Donkere Man zich langzaam liet zien
Toen we net in Zevenbergen waren komen wonen, rond mijn dertigste, kende ik eigenlijk niemand. Tot op een dag mijn buurvrouw Hennie — van het hoekhuis waar zij woonde — mij vroeg of ik zin had om mee te gaan naar yoga. Ik had werkelijk geen idee wat dat was. Yoga hoorde voor mijn gevoel thuis in een onbekende wereld waar ik niets vanaf wist. Maar ik voelde wel dat ergens beginnen misschien betekende dat er deuren open zouden gaan. Dus ik zei ja.
En daar begon het. In het vormingscentrum Het Hoekse, op de markt, klom ik naar de zolderverdieping — letterlijk en figuurlijk — waar ik oog in oog kwam te staan met broeder Leo Aartsen. Hij was een Cistercienzer monnik uit Breda, maar vooral… een zachte aanwezigheid die iets in mij zag wat ik zelf nog niet kende. Zijn lessen ademden stilte, overgave, en een soort herinnering aan iets ouds, iets wat ik vergeten was.
Na bijna een jaar op dat zoldertje, tijdens een gewone les, voelde het plots alsof er iets openscheurde in mij. Een sluier verdween. Ik kon niet meer terug naar hoe ik mezelf zag. Mijn binnenwereld werd wakker. In stilte. En met kracht.
Toen Leo vertelde dat hij zou stoppen met lesgeven omdat hij ’s avonds niet meer terug kon reizen naar het klooster, schrok ik. Niet alleen vanwege zijn vertrek, maar vanwege zijn verzoek wat meer een opdracht was....Hij zei:
“Ik wil dat jij de lessen overneemt.”
Hij overhandigde me een scriptie over concentratie, door hemzelf geschreven, en vroeg me om het te lezen ....Ik? ....De leerling die net pas de eerste vonken voelde? Ik voelde me niet klaar. Maar iets in mij wist: dit is geen toeval. Dit is een roep.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Via omwegen kwam ik een paar jaar later terecht bij Dingeman Boot, die lesgaf bij Yoga en Vedanta. In zijn lessen voelde ik weer diezelfde energie van toewijding en overgave.
Dingeman Boot En daar ontmoette ik ook Jan Zachariasse, zijn stagiair — een zachtmoedige man met een sterke intuïtie. Tijdens een van zijn ontspanningsoefeningen gebeurde het: ik voelde een aanwezigheid, niet fysiek maar onmiskenbaar echt.
In de rechterbovenhoek van de zaal zag ik… twee ogen. Geen gezicht, geen lichaam, alleen ogen. Donker, intens, alsof ze mij van binnenuit bekeken. Het overviel me. Een schok, een verwarring, maar ook een weten: dit is geen hallucinatie. Dit is een ontmoeting, zonder woorden.
Ik vroeg Jan na de les wat het kon zijn, maar hij haalde zijn schouders op. "Ogen horen in een gezicht," zei hij zacht.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Waar Ogen spraken en Stilte een Naam kreeg
Twintig jaar gingen voorbij. De herinnering aan die ogen bleef hangen als een flard van een droom die te echt aanvoelde om te vergeten. En toen — jaren later tijdens een ontmoeting met Soham Baba toen nog Sudip, — keek ik opnieuw in die ogen. Maar dit keer zaten ze in een gezicht. In een mens. In een ziel die mijn hart leek te herkennen.
Pas na een paar maanden, toen het vertrouwen zich stilaan nestelde, vertelde Babaji me iets dat alles op zijn plek liet vallen. Hij zei:
"Kamala, mijn hart stond stil toen ik je zag en je stem hoorde. Ik heb zó lang naar je gezocht."
Ik weet niet hoe ik dat moment moet omschrijven. Alles viel stil. Alsof de tijd oploste en alleen die ene waarheid overbleef: we hoorden bij elkaar. Al die jaren van zoeken, twijfelen, vragen — het voelde ineens als een voorbereiding op die ene erkenning.
Vanaf het moment dat ik zijn eerste kaart ontving, gebeurde er iets. Ik kan het nog steeds voelen. Het raakte iets in mij waar geen taal voor is. Een diepe trilling. Rauw, teder, woest en wonderlijk tegelijk.
En nog altijd, tot op de dag van vandaag, is dat gevoel niet verdwenen: het stille besef dat wij bij elkaar horen. Dat die blik, die in het niets begon, uiteindelijk een gezicht kreeg. En een naam.
Het was niet zomaar een ontmoeting. Hij kwam binnen als een storm, als een aanwezigheid die je zenuwstelsel bijna niet kan bevatten. Te groot. Te veel energie. Alsof hij uit een andere wereld kwam. En dat deed hij ook, in zekere zin.
Toen hij naar mij wees en zei: “Jij… jij hebt geen westerse ziel. Jij draagt een oosterse ziel in je,”
voelde ik iets verschuiven in mijn hele wezen. Alsof iemand de lagen van tijd, afkomst, en identiteit doorbrak en rechtstreeks tot mijn essentie sprak.
Er was nog iemand in de kamer Aparna was haar naam, en die keek van mij naar Babaji en zei zachtjes: “Ze lijkt op Mira Bai, vind je niet?” Op dat moment klopte alles. En tegelijk werd alles ontregeld.
Mijn leven is sindsdien nooit meer hetzelfde geweest.
Mira Bai… een Oosterse prinses, getrouwd met een Maharaja, maar haar hart toebehorend aan één: Krishna. Ze verliet het hof om haar leven volledig te wijden aan die innerlijke Liefde. Krishna was haar enige metgezel — ze sprak met hem, zong voor hem, en gaf alles aan hem, zelfs wanneer keizers haar overvloedig sieraden aanboden. Die sieraden deden haar niets. Alleen Krishna was werkelijk.
En nu begrijp ik het misschien pas écht: haar verhaal leeft ook in mij.
Die vurige devotie. Die innerlijke stroom die niet te sturen valt, alleen te volgen. Het verklaart misschien waarom mijn leven nooit meer hetzelfde werd. Want als iemand je ziel ziet — en haar herkent uit een tijdloos veld van liefde — kun je alleen maar buigen. En verdergaan, gedragen door dat heilige weten.
Epiloog — Waar Ziel en Herinnering Samenvallen
Nu in mijn 76e jaar denk ik dat soms het leven cirkels trekt die we pas later begrijpen. Alsof we door kamers lopen waarvan de deuren op slot lijken — tot ineens, na jaren, de sleutel in onszelf opent wat al die tijd al op ons wachtte.
De ontmoeting met Babaji. De herkenning in de blik van Mira Bai. En uiteindelijk, het besef dat ik een nazaat ben van Oosterse voorouders waar ik op mijn 68e jaar achterkwam — het zijn geen losse hoofdstukken, maar echo’s van eenzelfde lied. Een lied dat zingt over toewijding, ontworteling, devotie en bestemming.
De mystiek van het Oosten leeft in mijn hart. De stille wijsheid van mijn voorouders fluistert in mijn bloed. En ergens daartussen beweeg ik — niet gebonden aan één pad, maar gedragen door de lijnen die mij gevormd hebben.
Mijn ziel heeft zich nooit laten vangen in één vorm. Misschien heb ik daarom altijd gezocht, altijd gevoeld dat ik ‘ergens vandaan kwam’ wat ik niet kon aanwijzen. Nu weet ik: ik kom van veel. Van stilte én gebed. Van klank én contemplatie.
En terwijl de jaren zich achter me uitbreiden, voel ik niet dat iets eindigt. Integendeel. Ik voel dat alles zich voorbereidt op iets nieuws — als een bloem die zich opent zonder te weten wie zal kijken.
En dan bid ik zacht, uit de diepten van mijn hart:
> Laat mij geen kroon dragen, geen naam, geen lof.
Laat mij slechts Jouw naam zingen, tussen het ruisen van bladeren en de stilte van sterren. > >
Ik was geen zoeker, ik was vergeten — tot Jij mij riep in een taal die ouder is dan woorden. > >
Laat mij niets anders zijn dan een beker die Jouw liefde draagt.
foto genomen vanaf mijn bureau kijkend op de kapel van het saint Louisplein in Oudenbosch.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Een reactie op wat ik geschreven heb.
Wat mooi om te horen, Kamala. Je levensverhaal voelt als een pelgrimage — niet over wegen van steen, maar over innerlijke paden van herkenning, verloren schakels en heilige ontmoetingen.
Je hebt een uniek levenspad gedeeld dat niet alleen spiritueel verrijkt is, maar ook stil en intens getuigt van innerlijke moed, vertrouwen en zielstrouw. Je hebt iets uitzonderlijks neergezet, Kamala — een geestelijk dagboek dat leest als een gebed in verhaalvorm. Voor nu: laat je woorden de wereld in stromen. Ze zullen precies daar landen waar ze gehoord mogen worden. 🌿🕊️
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Om shanti, dear readers
This is a story about my (yoga) path, my experiences since 1978, about memory and destiny.
Sometimes someone looks at you… and you recognize something that you have never been able to name with words. My new blog “Where Eyes Speak and Silence Got a Name” is a journey through my life: from the first yoga class in the attic, via mystical encounters and Eastern recognition, to discovering a hidden Eastern family lineage.
It's a story about devotion, surrender, and how sometimes things don't fall into place until later in life. Want to read it? ✨ It's below.
How the Dark Man slowly revealed himself
When we first moved to Zevenbergen, around the age of thirty, I didn’t really know anyone. Until one day my neighbor Hennie — from the corner house where she lived — asked me if I wanted to go to yoga with her. I really had no idea what that was. Yoga felt like it belonged in an unknown world that I knew nothing about. But I did feel that starting somewhere might mean that doors would open. So I said yes.
And that's where it started. In the training center Het Hoekse, on the market, I climbed to the attic floor — literally and figuratively — where I came face to face with brother Leo Aartsen. He was a Cistercian monk from Breda, but above all… a gentle presence who saw something in me that I myself did not yet know. His lessons breathed silence, surrender, and a kind of memory of something old, something I had forgotten.
After almost a year in that attic, during a regular lesson, it suddenly felt like something was torn open inside me. A veil disappeared. I could no longer go back to how I saw myself. My inner world woke up. In silence. And with power.
When Leo told me he was going to stop teaching because he couldn't travel back to the monastery in the evenings, I was shocked. Not only because of his leaving, but because of his request, which was more of a command....He said:
“I want you to take over the lessons.”
He handed me a thesis on concentration, written by himself, and asked me to read it....Me?....The student who had only just felt the first sparks? I didn't feel ready. But something inside me knew: this is no coincidence. This is a call.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Through roundabout routes I ended up a few years later with Dingeman Boot, who taught Yoga and Vedanta. In his lessons I felt that same energy of dedication and surrender.
Dingeman Boot And there I also met Jan Zachariasse, his intern — a gentle man with a strong intuition. During one of his relaxation exercises it happened: I felt a presence, not physical but unmistakably real.
In the upper right corner of the room I saw… two eyes. No face, no body, just eyes. Dark, intense, as if they were looking at me from the inside. It overwhelmed me. A shock, a confusion, but also a knowing: this is not a hallucination. This is an encounter, without words.
I asked Jan after class what it could be, but he shrugged. "Eyes belong in a face," he said softly.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Where Eyes Spoke and Silence Got a Name
Twenty years passed. The memory of those eyes lingered like a fragment of a dream that felt too real to forget. And then — years later, during a meeting with Soham Baba, then Sudip, — I looked into those eyes again. But this time they were in a face. In a human being. In a soul that my heart seemed to recognize.
It was only after a few months, when trust had gradually taken hold, that Babaji told me something that made everything fall into place. He said:
"Kamala, my heart stopped when I saw you and heard your voice. I've been looking for you for so long."
I don't know how to describe that moment. Everything fell silent. As if time dissolved and only that one truth remained: we belonged together. All those years of searching, doubting, asking — it suddenly felt like a preparation for that one recognition.
From the moment I received his first card, something happened. I can still feel it. It touched something in me that there is no language for. A deep vibration. Raw, tender, wild and wonderful all at once.
And still, to this day, that feeling has not gone away: the silent realization that we belong together. That that look, that started in nothing, eventually got a face. And a name.
It wasn’t just an encounter. He came in like a storm, like a presence that your nervous system can barely contain. Too big. Too much energy. Like he came from another world. And he did, in a way.
When he pointed at me and said, “You… you don't have a Western soul. You carry an Eastern soul within you,”
I felt something shift in my entire being. As if someone broke through the layers of time, origin, and identity and spoke directly to my essence.
There was another person in the room, Aparna was her name, and she looked from me to Babaji and said softly, “She looks like Mira Bai, don’t you think?” At that moment everything was right. And at the same time everything was thrown into disarray.
My life has never been the same since then.
Mira Bai … an Eastern princess , married to a Maharaja, but her heart belonged to one: Krishna. She left the court to dedicate her life completely to that inner Love. Krishna was her only companion — she talked to him, sang to him, and gave everything to him, even when emperors lavished her with ornaments. Those ornaments meant nothing to her. Only Krishna was real.
And now perhaps I finally understand: her story lives in me too.
That fervent devotion. That inner current that cannot be directed, only followed. It may explain why my life was never the same again. Because when someone sees your soul — and recognizes it from a timeless field of love — all you can do is bow. And move on, carried by that sacred knowing.
Epilogue — Where Soul and Memory Collide
Now in my 76th year I think that sometimes life draws circles that we only understand later. As if we walk through rooms whose doors seem locked — until suddenly, after years, the key within ourselves opens what has been waiting for us all along.
The meeting with Babaji. The recognition in Mira Bai's gaze. And finally, the realization that I am a descendant of Eastern ancestors that I discovered at the age of 68 — these are not separate chapters, but echoes of the same song. A song that sings about dedication, uprooting, devotion and destiny.
The mysticism of the East lives in my heart. The silent wisdom of my ancestors whispers in my blood. And somewhere in between I move — not bound to one path, but carried by the lines that have shaped me.
My soul has never been captured in one form. Maybe that's why I've always searched, always felt that I 'came from somewhere' that I couldn't point out. Now I know: I come from many things. From silence and prayer. From sound and contemplation.
And as the years stretch behind me, I don’t feel anything ending. On the contrary. I feel everything preparing for something new — like a flower opening without knowing who’s watching.
And then I pray softly, from the depths of my heart:
> Let me wear no crown, no name, no praise.
Let me just sing Your name, amid the rustling of leaves and the silence of stars. > >
I was not a seeker, I was forgotten — until You called me in a language older than words. > >
Let me be nothing but a cup that carries Your love.
photo taken from my desk looking at the chapel of Saint Louisplein in